[NL] Musica Mediaevalis 9/40 – Over tropen en sequensen

]De Agnus-trope Ave Maria in een cantorale uit Girona, ca. 1400. [Barcelona, Biblioteca Catalunya, E-Bc 911, f166v]

Hmm, de titel van deze bijdrage is enigszins misleidend. Het is namelijk zo dat elke sequens op een of andere manier een trope is. Dus ‘over tropen’ zou hebben kunnen volstaan. Anderzijds, omdat van alle tropen de sequensen de beroemdste zijn en het meeste voorkwamen in de Middeleeuwse muziek, en ook omdat volgens bepaalde theoretici de sequensen niet zomaar als tropen mogen behandeld worden, daarom mag de gebrekkige titel toch blijven staan.

Een trope is, kort gezegd, een toevoeging aan wat al bestond. We laten even alle taalkundige connotaties achterwege (ook in de taalkunde kent men de ‘trope’, maar die stijlfiguur is nauwelijks verwant met de muzikale trope) en concentreren ons onmiddellijk op de verschillende vormen waarin een trope zich in de Middeleeuwse muziek laat zien. Theoretici hebben keer op keer geprobeerd helderheid te scheppen in de wereld van de trope, maar het blijft toch een moeilijke zaak. Laat het ons bij de essentie houden. Dus: een trope is een toevoeging aan wat al bestond. Stel je hebt een melodietje, en je voegt aan dat melodietje een extra melisme toe, een extra melodie, om het wat rijker te maken. Dat is een trope. Ander voorbeeld: je hebt een lange melisme, en op de noten van die melisme (die normaal op één klinker zou gezongen worden) schrijf je een tekst, met laat ons zeggen één lettergreep per noot. Dat is een trope. Of nog: je hebt een introitus, een intredezang, bijvoorbeeld de Puer natus van de dagmis van Kerstmis, en je besluit die introitus met een nieuwe tekst en een nieuwe melodie in te leiden, op die manier toevoegend aan de luister van de dag. Dat is een trope.

Met de voorbeelden in de vorige alinea zijn de drie vormen van tropes aangegeven: een extra melodie, een extra tekst, of een extra tekst en melodie. Wanneer, zoals in het tweede geval, tekst toegevoegd wordt aan een bestaande melodie, wordt het al eens prosula of prosa genoemd, soms ook verba of versus. Wanneer, zoals in het derde geval, extra muziek (tekst en melodie) wordt toegevoegd, dan noemen we het gewoon trope, of ook wel laudes, of (helaas ook) versus.

Al in het midden van de negende eeuw (bij het concilie van Meaux in 848) begonnen kerkelijke overheden te klagen over het uitdijende gebruik van tropen. Het leidde te veel de aandacht af van het gekende repertoire. Nochtans valt wel op dat men tijdens datzelfde concilie de verdediging van de sequentia lijkt op te nemen, als iets dat toch al een vast onderdeel van het gevestigde liturgische repertoire geworden was. De sequens was in oorsprong van de tweede categorie hierboven beschreven: aan de lange jubilus van een alleluia-melodie werd een tekst toegevoegd, zoals we dat al gezien hebben in het verhaal over Notker en de monnik uit Jumièges (aflevering 3). Zo ontstond, duidelijk al een hele tijd voor 848, de sequens of sequentia (sommigen menen dat we een onderscheid kunnen maken tussen ‘sequentia’ en ‘sequens’, maar ik gebruik die twee termen door elkaar, met een lichte voorkeur voor ‘sequens’). Het was overigens Notker die deze prosae de naam ‘versus ad sequentias’ gaf, waardoor Notker de vader mag genoemd worden van de term ‘sequentia’.

Het verzet tegen tropes zou in de eeuwen na Notker een steeds terugkerend thema zijn. Dat begon al met de cluniacenzer hervormingen van de tiende en elfde eeuw, en zeker ook met de cisterciënzers, die in de twaalfde eeuw alle tropen uit het repertoire van hun proprium haalden.

Desondanks bleef men tropen aan het bestaande gregoriaans toevoegen. Ook de productie van sequensen nam exponentieel toe. Een sequens werd overigens hoe langer hoe minder een trope, en hoe langer hoe meer een zelfstandige compositie. Er werd een tekst gemaakt, en een melodie bij bedacht (of omgekeerd natuurlijk, hoe de Middeleeuwse componist te werk ging is niet helemaal duidelijk). Tekst en melodie stond uiteindelijk helemaal op zichzelf, werd nergens tussengevoegd of opgeplakt. In de liturgische boeken van de latere Middeleeuwen werden ze overigens verzameld in een ‘sequentiale’, vaak een afzonderlijk deel van een graduale.

De plaats ontbreekt hier om heel gedetailleerd op het fenomeen trope in te gaan. Een snel overzicht van de verschillende vormen, geordend volgens de drie genoemde categorieën, kan volstaan. Daarna keren we nog even terug naar de sequens, als aparte categorie.

1. Er werden melodieën toegevoegd aan introitus en aan gloria. Dat gebeurde voornamelijk in Aquitanië in de 10de-12de eeuw, en in Sankt Gallen, in de 10de eeuw. En het gebeurde in de 9de eeuw met responsoria, waaraan dus eveneens bepaalde melodieën werden toegevoegd. Hierover schreef Alamarius van Metz al in 840.

2. Er werden teksten toegevoegd aan bestaande melismen, en die kregen dan zoals gezegd de naam ‘prosa’ of ‘prosula’ of ook wel ‘verba’. Ook dit gebeurde op heel specifieke plaatsen, namelijk onder meer op melismes van de graduale, de alleluia, de verzen van offertoria, het ‘Hosanna’ van de Sanctus.

3. Tekst en melodie samen werd toegevoegd aan een introitus (het voorbeeld van de Puer natus hierboven was niet uit de lucht gegrepen), soms aan een graduale, een alleluia, aan het offertorium en de verzen daarvan, en af en toe ook aan andere onderdelen van het proprium van de mis. Het is voorts opvallend, dat alhoewel ook vaak tekst-en-melodie tropen aan ordinarium-delen zoals Kyrie werden toegevoegd, er nooit en op geen enkele manier toevoegsels bij het Credo verschenen. Het Credo was werkelijk ‘untouchable’. Ten opzichte van de vele toevoegingen aan misgezangen is het ten slotte opvallend dat er heel weinig tropen te vinden zijn in het repertoire voor het officie. Een belangrijke uitzondering vormen de Benedicamus-tropes, zoals er onder meer in de Codex Calixtinus te vinden zijn (zie aflevering 13).

Nog een laatste woordje over sequensen. Eerder zagen we al dat Notker onder de indruk was van het idee van de Franse monnik (die naar Sankt Gallen gevlucht was nadat zijn klooster nabij Rouen door Noormannen onder de voet was gelopen, dat was in 862) om bij de lange melodieën van het alleluia een tekst te bedenken, als een soort geheugensteun bij het onthouden van die lange lijnen. Het deed hem zijn eerste sequens Laudes Deo concinat orbis schrijven. Nadat zijn leraar Iso had gesuggereerd dat hij best maar één noot zou gebruiken per lettergreep, schreef Notker zijn tweede sequens, het Psallat ecclesia. Al meteen in deze composities laat Notker zien dat hij een modernist is: alhoewel ook zijn sequensen eerder doorgecomponeerd zijn (zie hoofdstuk 8, over Hildegard’s sequensen), zijn de kiemen van het zo typische parallelisme van de latere sequens al ruimschoots aanwezig.

©Hendrik Vanden Abeele voor Amarant

Deze tekst mag vrij gebruikt worden, maar dan wel graag de auteur en de bron vermelden. Dank!

2 thoughts on “[NL] Musica Mediaevalis 9/40 – Over tropen en sequensen

Add yours

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

Blog at WordPress.com.

Up ↑

%d bloggers like this: