[NL] Musica Mediaevalis 15/40 — Notre Dame I

Perotinus' Alleluia Nativitas (organum triplum), here taken from Bessler & Gülke: Musik des Mittelalters and der Renaissance
Perotinus’ Alleluia Nativitas (organum triplum), here taken from Bessler & Gülke: Musik des Mittelalters and der Renaissance

Rond 1200 is Parijs het centrum van de wereld, en Frankrijk het door God uitgekozen land. (Kwatongen zullen beweren dat Parijzenaars of Fransen in het algemeen daar nog steeds zo over denken.) Zonder gekscheren mogen we stellen dat Parijs, als natuurlijk centrum van Frankrijk, op cultureel en intellectueel vlak een voortrekkersrol speelde. Allerlei factoren hebben daar toe bijgedragen, met welvaart en groei van de stad, en een zich ontwikkelende bourgeoisie, als voornaamste factor. De Franse koningen waren machtiger dan ooit, en kathedraalscholen brachten ‘knappe koppen’ voort – iets wat in de eerste jaren van de 13de eeuw overigens tot de stichting van de Parijse Universiteit zou leiden. (Aan die universiteit zou de focus op theologie en de ‘artes’ komen te liggen, terwijl men zich aan die andere moeder der universiteiten – die van Bologna, rond dezelfde tijd gesticht – op rechten toelegde.)

Bisschop Maurice de Sully besloot rond 1160 dat de oude Parijse kathedraal, de Saint-Etienne, niet meer kon voldoen als centrale kerk van de centrale stad van Frankrijk en Europa. Nochtans moet ook dat een monumentaal bouwwerk geweest zijn: archeologisch onderzoek heeft bijvoorbeeld uitgewezen dat de oude kerk een voorgevel van 36 meter breed had. Maar hij liet de oude kathedraal afbreken, en legde in 1163 de eerste steen van wat de triomf van de gotiek zou worden. De energieke bisschop zou overigens een belangrijk deel van het project nog meemaken, want hij bleef bisschop tot in 1196, en het werk vorderde snel.

Maar de bouwplaats werd ook de plek waar de polyfonie tot een eerste volwassenheid zou komen. Dat is geen loze bewering: de polyfonie van de zogenaamde Notre Dame school is van een onaardse kracht en vertoont een uitzonderlijke maturiteit. Dat de polyfone rijkdom van de Notre Dame school gelijk loopt met de periode waarin de nieuwe kathedraal gebouwd werd, is geen toeval: succes trekt succes aan, en we kunnen er van uit gaan dat het de grootste talenten waren die door de grandeur van de nieuwe kerk aangetrokken werden en er ook met hun muziek extra glans aan wilden geven.

Wat we hierboven de Notre Dame school noemen, is niet meer dan een naam die we geven aan de uitzonderlijke situatie te Parijs, waar tussen 1150 en 1250, voornamelijk door in de muziek geschoolde clerici, een nieuw en grootser soort polyfonie werd ontwikkeld. Dat gebeurde overigens niet alleen aan de Notre Dame, die zeker in het eerste deel van de genoemde periode nog maar nauwelijks bruikbaar moet geweest zijn. Ook in andere kerken in Parijs, zoals die van de abdij van Saint-Victor, moet de nieuwe muziek weerklonken hebben. Hier werd muziek gecultiveerd in alle liturgische genres die uit de vorige eeuw bekend waren: het organum, de conductus en het liturgisch motet. Het grote repertoire dat in deze genres was opgebouwd, werd verzameld in het Magnus liber organi. Twee grote namen zijn hieraan verbonden: Leoninus en Perotinus (Leootje en Pietertje, zo je wil).

In dat erg op innovatie en verrijking gerichte klimaat grijpt een belangrijke omslag plaats in de omgang met het maken van muziek. Tot aan deze periode kun je zeggen dat alle polyfonie een soort uitvoeringspraktijk was, een manier om gregoriaans op te fleuren, rijker en aantrekkelijker te maken. De omslag die plaatsvindt is er een in de richting van regelrechte compositie. Wat hier uitgeschreven wordt is niet langer het neerschrijven van wat eerder min of meer improvisatorisch en ad hoc bedacht werd, neen, nu gaat zich met die muziek een echte componist bezighouden, iemand die op voorhand gaat uitdokteren hoe een en ander moet verlopen. Ze legden misschien niet de eerste steen, vermits ze toch voortbouwden op de verworvenheden van onder meer de Aquitaanse polyfonie, maar bij de Notre Dame school zien we muzikale eigenschappen die toch de fundamenten uitmaken van de muziek voor minstens de volgende driehonderd jaar. Dat is op het vlak van de toonspraak zo, maar ook op het vlak van de notatie van de muziek, want het is hier dat de mensurale notatie (zie aflevering 28) ontwikkeld wordt.

Even terug naar het Magnus liber organi. Het grote boek met polyfonie. Een misleidende naam, in zekere zin, want het gaat niet om één boek. Het is een verzameling, die bovendien niet op een bepaald moment in de geschiedenis werd samengesteld, maar die organisch gegroeid is. Voor het begrip van deze situatie is de heer ‘Anonimus IV’ van groot belang. Over deze man is niets bekend, zelfs zijn naam is onbekend – hij heeft ocharme een nummer gekregen. Mogelijk was het een Engelse student die aan het einde van de 13de eeuw te Parijs studeerde. In twee geschriften bespreekt hij in detail de situatie van de polyfonie te Parijs rond 1200. Hij noemt daarbij het ‘magnus liber organi de graduali et antifonario’ (het grote boek met organum op de graduale en het antifonale), en beschrijft hoe een zekere Leoninus het samenstelde met het oog op het verrijken van de eredienst (‘pro servitio divino multiplicando’). Anonimus IV beschrijft vervolgens ook hoe Perotinus het werk van Leoninus aanvulde en verbeterde, en hoe het boek dat de composities van deze heren bevat tot in zijn tijd (eind van de 13de eeuw dus) in gebruik bleef aan de Notre Dame. Naast Leoninus en Perotinus noemt de Engelse student ook nog een zekere Robertus de Sabilone als componist – het is dus zeker geen verzameling composities van alleen maar de twee heren met hun mini-namen.

Er is ook niet maar één ‘Magnus liber’ – er zijn verschillende bronnen die samen de collectie uitmaken. Eén van de belangrijkste manuscripten, nu bewaard in Firenze (de Firenze codex, I-Fl Plut.29.1) bevat zowel de meer gregoriaans-gebaseerde organa en clausula’s, als werken op nieuwe teksten (conductus en motetten), en refreinliederen die eerder verwant zijn aan de seculiere muziek. Binnen elke groep gaan we van stukken voor meerdere stemmen tot stukken voor minder stemmen: van organa quadrupla over organa tripla naar dupla, en zo verder met andere categorieën van polyfonie. Daarnaast wordt de volgorde van het kerkelijk jaar gevolgd. Met andere woorden: een boek dat heel praktisch opgezet is, en dat de toepassing van de polyfonie in de dagelijkse praktijk moest bevorderen.

En die dagelijkse praktijk vond ook zijn weerklank doorheen Europa: vele onderdelen van het Magnus liber werden voor andere kerken en kloosters gekopieerd. We vinden organum en conductus uit Parijs terug in onder meer de augustijnse priorij van St-Andrews in Scotland, in de kathedraal van Toledo, de kathedraal van Worcester, in Santo Domingo de Silos, in Las Huelgas te Burgos, in de kathedraal van Beauvais, in Dominicaanse kloosters in het huidige Duitsland en Polen. Parijs was rond 1200 ècht het centrum van de wereld.

Hendrik Vanden Abeele voor Amarant.

Woensdag 25 september 2013 start te Leuven een tiendelige Amarant-cursus over de Middeleeuwse muziek door Hendrik Vanden Abeele.

Deze tekst mag vrij gebruikt worden – wel graag de bron vermelden.

One thought on “[NL] Musica Mediaevalis 15/40 — Notre Dame I

Add yours

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

Blog at WordPress.com.

Up ↑

%d bloggers like this: