[NL] Musica Mediaevalis 27/40 — Cantigas de Santa Maria

Een van de vele afbeeldingen van musici in de Cantigas de Santa Maria – hier een cornettospeler, begeleid met slagwerk. [El Escorial, hs T.I.1]
Een van de vele afbeeldingen van musici in de Cantigas de Santa Maria – hier een cornettospeler, begeleid met slagwerk. [El Escorial, hs T.I.1]
In episode 24, over de virelai, werden ze al aangekondigd, en hier zijn ze dan: de Cantigas de Santa Maria. De Cantigas, dat is een verzameling van ongeveer 420 liederen, allemaal – zoals de naam het zegt – over Maria. Ze werden gemaakt tussen 1270 en 1290, minstens onder de supervisie van koning Alfonso X, bijgenaamd de wijze (of in het Spaans: Alfonso X el Sabio).

Het zijn hele bijzondere liederen, die op vaak sappige wijze over de wonderen vertellen (cantiga de miragres) die mensen overkomen zijn door de voorspraak van de Maagd Maria. Deze verhalen spelen zich op verschillende plaatsen in Europa af, van Schotland tot Portugal. Zoals in datzelfde hoofdstuk over de virelai al aangegeven, blijkt uit de Cantigas een belangrijke invloed van de troubadours uit het (voor hen) noorden.

De taal die in de Cantigas gebruikt wordt is het Portugees-Gallicisch, dat door de Spaanse dichters als een heel geschikte taal gezien werd voor lyrische poëzie. Het gevolg is, overigens, dat we de klemtoon van het woord cantiga op de eerste lettergreep zouden moeten leggen, op z’n Portugees. De Spaanse uitspraak met de klemtoon op de tweede lettergreep is echter wijdverspreid.

Alfonso X el Sabio (1221-1284) werd koning van Castilië en León in 1252. Lezend over hem wanen we ons in een roman over de ideale koning. Hij was wijs en geleerd, en zag in dat Spanje zijn Islamitisch, Romeins en Visigotisch erfgoed naar waarde moest schatten. Hij bevorderde de kunsten, de wetenschappen en de cultuur. Zijn hof werd een ontmoetingsplaats voor christelijke, islamitische en joodse geleerden en kunstenaars. Ook zou hij allerlei hervormingen op het vlak van rechtspraak en onderwijs hebben doorgevoerd. Zo bevorderde hij het gebruik van de volkstaal in het onderwijs. In 1254 stichtte hij zelfs een speciale componistenklas aan de universiteit van Salamanca. Zijn grootste project was de verzameling Cantigas, maar hij schreef ook over geschiedenis, recht, astronomie.

Of onze wijze koning de liederen ook echt zelf schreef, dat weten we niet. Hier en daar staat het er uitdrukkelijk bij geschreven (‘gemaakt ‘door de koning), en soms is het de koning zelf die in de ik-vorm spreekt. Elders wordt echter getuigenis afgelegd van het feit dat de koning het maken van de boeken superviseerde, dat hij voorschreef hoe een en ander er moest uitzien, of wat er moest in opgenomen worden. Als we zijn levensbeschrijving uit de vorige alinea mogen geloven, moet hij zeker en vast in staat geweest zijn een belangrijke persoonlijke bijdrage te leveren aan het door hem opgezette verzamelwerk van Mariale wonderliederen. Hij was een dichter, kon componeren. We zullen het zo samenvatten: samen met zijn productieteam slaagde deze bijzondere koning er in een persoonlijk werkstuk te maken over de mirakels van Maria in het hele Europa van toen, een werkstuk dat uiteindeljk, een goeie zevenhonderd jaar later, hier op site van Psallentes, als een van de grote toppers van de Middeleeuwse literatuur en muziek wordt erkend.

Het zijn prachtige boeken, waarin ons de Cantigas zijn overgeleverd. Alleen al de miniaturen, soms net weggelopen uit een stripverhaal, geven een beeld van de Middeleeuwse samenleving, dat ons op bijna 19de-eeuwse wijze romantisch doet wegdromen naar een ver verleden tijd waar alles zo mooi was. De prenten over de Middeleeuwen uit de lagere school, weet je wel. De heel narratieve stijl van de liederen draagt voorts ook bij aan het enthousiasme waarmee we naar die boeken kijken. Soms gaat het om grote verhalen uit verschillende hoeken van Europa, soms zijn het niet meer dan wat plaatselijke anekdotes. Pelgrims worden opgevoerd, en ook handelaars, troubadours, een joodse bankier, moren en christenen die vechten, bruiden, patiënten in een ziekenhuis, misdadigers, een non verleid door een ridder. Aan het eind van elk verhaal komt de aap uit de mouw: na een tussenkomst van de Maagd Maria worden alle plooien gladgestreken…

De miniaturen bevatten veel informatie over de muziekinstrumenten die in het 13de-eeuwse Spanje bekend waren of gebruikt werden (zie over instrumenten ook aflevering 26). Niet minder dan veertig verschillende instrumenten zijn geïdentificeerd, van luit, harp, vedel en cither tot doedelzak, organetto, cymbalen, trommen en trompetten. Dat Alfonso met deze instrumenten vertrouwd was, moge blijken uit een archiefstuk, waarin geschreven staat dat de zoon van Alfonso, negen jaar na de dood van zijn vader, niet minder dan 27 betaalde musici aan het hof had, waaronder dertien ‘moren’ en een jood. Ongetwijfeld was deze grote ploeg musici een erfenis van vader Alfonso.

Het metrische plan van deze liederen varieert sterk. Verzen zijn ongelijk van lengte, en ook de stanza’s zijn ongelijk. Onderzoekers menen dat het rijmschema van de Cantigas in de meeste gevallen erg lijkt op dat van de ‘zajal’, een liedvorm die ontstaan is in Spanje zelf, maar dan bij de arabieren die er woonden. (Zajal is een Arabisch woord dat staat voor ‘lied’ of ‘vrolijk geluid’.) Muzikaal is de verwantschap niet zo duidelijk, maar rijmschema’s zoals AA bcbcbcba AA zijn zowel in de Cantigas als in de Zajal vaak te vinden. Wie wie beïnvloedde in deze is echter een punt van discussie.

De liederen werden genoteerd in kwadraatneumen, maar het is – zoals ook in het gregoriaans – onduidelijk welke de metrische en ritmische implicaties daarvan zijn, en hoe melismen moeten gezongen of gespeeld worden. Verschillende theorieën doen de ronde, de een al overtuigender dan de andere. Uitvoeringen van de Cantigas zijn dan ook altijd, misschien nog meer dan veel andere Middeleeuwse muziek, sterk gekleurd door de persoonlijke visie van uitvoerders.

Hendrik Vanden Abeele voor Amarant.

Hou de programmatie van Amarant in het oog: op 22 januari 2014 gaat te Leuven een tiendelige cursus over de muziekgeschiedenis van de Renaissance van start, en in september 2014 herbeginnen we met de Middeleeuwen te Aalst.

Deze tekst mag vrij gebruikt worden, wel graag de bron vermelden.

[NL] Musica Mediaevalis 26/40 — Met stem, vedel en schalmei

In Middeleeuwse manuscripten zijn veel afbeeldingen van instrumenten te vinden. Hier een miniatuur uit de zogenaamde ‘Queen Mary Psalter’ (1310-1320). Het gaat om een scène uit het verhaal over de bruiloft van Kanaän. In zes nissen rondom het tafereel staan engelen te musiceren. [London, British Library, BL Royal MsBVII, f131v]
In Middeleeuwse manuscripten zijn veel afbeeldingen van instrumenten te vinden. Hier een miniatuur uit de zogenaamde ‘Queen Mary Psalter’ (1310-1320). Het gaat om een scène uit het verhaal over de bruiloft van Kanaän. In zes nissen rondom het tafereel staan engelen te musiceren. [London, British Library, BL Royal MsBVII, f131v]
Hoe je het ook draait of keert, de Middeleeuwen vormen duizend jaren van vocale dominantie. Bijna alle overgeleverde muziek uit de Middeleeuwen is vocaal. Punt. Er waren wel instrumenten, maar die waren zo goed als altijd ondergeschikt aan de menselijke stem. Bij een overzicht van de Middeleeuwse instrumenten, dat er zo dadelijk aankomt, kunnen we dan ook niet anders dan beginnen met de stem, met het zingen.

De Middeleeuwse stem was waarschijnlijk niet fundamenteel anders dan die van vandaag. Zo snel verandert de mensheid niet dat je duizend, tweeduizend of zelfs vijfduizend jaar geleden een fundamenteel andere klank zou ontmoet hebben bij het aanhoren van zangers. Natuurlijk, technieken veranderen, en wat dat betreft is de 19de eeuw tot op vandaag nog altijd redelijk dominant, met de focus op het gebonden zingen, het volume, de vibrato. Toch zijn geen van deze zonet genoemde eigenschappen van het 19de-eeuwse zingen exclusief aan onze moderne tijd voorbehouden. Ook in de Middeleeuwen was men er zich goed bewust van dat de stem in alle maten en gewichten komt, net zoals de mensen zelf. Er zijn beschrijvingen bekend van honderden jaren oud, waaruit blijkt dat wel degelijk en zeer zelfbewust aandacht besteed werd aan de omgang met de zangstem, en dat ook toen al ‘professioneel’ over het gebruik van de stem nagedacht werd. Hieronymus de Moravia bijvoorbeeld, die al aan het eind van de 13de eeuw beschrijft hoe de zanger de keuze heeft tussen vox pectoris, vox gutturis, en vox capitis: de borststem, de keelstem, en de kopstem.

Toch is het moeilijk ons een precies beeld te vormen van de zangstijlen van de Middeleeuwen. Uit de bronnen zelf worden we niet altijd wijzer. Op een Middeleeuwse vocale partituur worden stemtypes nooit aangegeven. Jawel, er staat ‘tenor’ en ‘contratenor’, maar dat zijn eigenlijk functiebeschrijvingen, niet noodzakelijk komen die overeen met de tessituur van de hedendaagse tenor of contratenor. En om ons een beeld te vormen van wie hoe laag of hoe hoog kon zingen worden we door de bronnen ook niet erg geholpen. Uit de episode over Guido van Arezzo hebben we geleerd dat er geen absolute toonhoogtes waren, en dat men wellicht in de eerste plaats op zoek ging naar de toonhoogtes die het beste lagen voor het individu of het collectief. Wellicht daarom was het concept van de Guidoonse hand met de verschuivende hexachorden zo populair.

Hier en daar treffen we instructies voor de zanger aan, die zijn bijna altijd dezelfde: zing (vooral) niet te luid, en niet te zacht. Jacobo da Bologna beschreef het zo (hier in zijn lied Oselletto salvaço):

Per gridar forte non si canta bene

Ma con soave et dolce melodia

Si fa bel canto et ció vuol maestria

 

Het is niet door luid te roepen dat je goed zingt

Maar het is met zachte en elegante melodie

Dat gezongen moet worden, en dat vraagt meesterschap

Laten we de stem voor wat ze is – ze is overigens onze meest directe connectie met de Middeleeuwse muzikant, want we moeten er zoals gezegd van uit gaan dat de stem geen fysionomische veranderingen heeft ondergaan in de laatste duizend jaar. En keren we dan nu terug naar de instrumenten, die we in aflevering 20 al kort hebben opgelijst.

We zouden kunnen een indeling maken volgens onze moderne theorieboeken, met ronkende termen als idiofonen, chordofonen, aerofonen en dies meer. Toepasselijker is het, een aloude indeling te gebruiken, vooral vanaf de 14de eeuw populair maar met wortels in de Middeleeuwen, namelijk het onderscheid tussen de ‘hauts instruments’ en de ‘bas instuments’. Dat heeft niet letterlijk met hoog en laag te maken, maar met sterk, hevig, luid, tegenover zacht, zachtaardig, stil.

Tot de eerste groep, de ‘hauts instruments’, behoren uiteraard alle slagwerkinstrumenten. Vormen van trommels, van grote zware instrumenten tot kleine handtrommeltjes. De vroege slagwerkinstrumenten hadden vaak hun wortels in het midden-Oosten, hetgeen overigens ook opgaat voor flink wat andere instrumenten. Wellicht kwamen veel van die instrumenten Europa binnen ten tijde van de Arabische aanwezigheid op het Iberisch schiereiland. En later ook via de kruistochten. Er blijkt een opvallende influx van instrumenten te zijn in Europa vanaf het midden van de 13de eeuw. Hoe dan ook, naast de slagwerkinstrumenten behoorden tot deze categorie natuurlijk ook alle instrumenten gemaakt van een of ander metaal, of instrumenten die met een riet werkten. De zink, een meestal gebogen hoornvormig instrument met een mondstuk vergelijkbaar met wat nu op de trompet staat. De sackbut, of Middeleeuwse trombone. De schalmei, of pommer, een regelrechte voorloper van de hobo (namelijk met een dubbel riet dat tussen de lippen geklemd wordt).

Tot de tweede groep, de ‘bas instruments’, behoren dan alle andere instrumenten, de instrumenten die zachter klinken, meer voor de huiskamer bedoeld zijn. Dat waren zeer populaire instrumenten, zoals de harp, de vedel en de luit, en alle vormen van fluiten. Oneindig vaak afgebeeld, te pas en te onpas. Ik kan me bijna geen manuscript voorstellen, zelfs niet van puur gregoriaans, waar niet ergens een van deze instrumenten in afgebeeld staat (tenminste voor zover er iets figuratiefs in het manuscript aanwezig is).

Nu is het wel zo dat we weten dat deze instrumenten bestonden, maar er zijn bitter weinig van die instrumenten overgebleven. Wat we weten, weten we via afbeeldingen en beschrijvingen. Soms hebben we geluk en vinden we een beeldhouwwerk (in steen op de kathedralen, in hout in de kerken) waar een bepaald instrument levensgroot is weergegeven. Dat kan helpen om dergelijke instrumenten te reconstrueren, en op die manier beter inzicht te verwerven in de manier waarop ze bespeeld werden.

Hendrik Vanden Abeele voor Amarant.

Hou de programmatie van Amarant in het oog: op 22 januari 2014 gaat te Leuven een tiendelige cursus over de muziekgeschiedenis van de Renaissance van start, en in september 2014 herbeginnen we met de Middeleeuwen te Aalst.

Deze tekst mag vrij gebruikt worden, wel graag de bron vermelden.

Blog at WordPress.com.

Up ↑