2•7•2024 Dendermonde [B] Hildegard von Bingen: URSULA11! (Uitverkocht/Volzet)

Als er één plek is buiten Bingen (en de wijdere Rijnse streek waar dat ligt) waarmee de naam Hildegard sterk verbonden is, dan is het Dendermonde wel. Daar kwam namelijk ooit één van de slechts twee manuscripten terecht waarin de muziek van deze intrigerende vrouw te vinden is. Psallentes is blij en trots in de Abdijkerk van Dendermonde te mogen zingen – met dank aan het STROOM-festival – en daar dan bovendien uit ‘de Dendermonde codex’ wat topwerk van Hildegard te mogen presenteren. Dinsdag 2 juli 2024 kan je negen van haar ‘liederen’ komen beluisteren. (Ik zet ‘liederen’ in de vorige zin tussen haakjes want niet iedereen waardeert het gebruik van het woord ‘lied’ voor de muziek van Hildegard. Maar ik vind het best een geschikt woord. ‘Lied’ wijst toch op iets lyrisch, melodisch, meeslepend etc.? Wel dan, de liederen van Hildegard: waarom niet!) Maar mocht je nu al meteen naar je agenda gerend zijn: het concert is uitverkocht. Zo ook de workshop die Psallentes in samenwerking met Amarant verzorgt in de namiddag. Die worskhop is volzet.

(Als je het niet gelooft, of je wil online toch even kijken. Hier is de link naar de STROOM-pagina over dit concert, en hier is de link naar de Amarant-pagina over de workshop. Er is een troostprijs. Het concert wordt opgenomen door Concertzender, en zal daar dus binnenkort te beluisteren zijn.)

Waarom dan nog dit bericht, zul je denken? Misschien om nog wat over Hildegard te vertellen? Welaan dan. Hildegard von Bingen is een buitenbeentje. Over deze krachtige en prachtige vrouw weten we niet alles wat we zouden willen weten, en dat is erg jammer, maar misschien heeft net dat er toe bijgedragen dat zij tot op vandaag een bijzondere, mythische, ja heilige status inneemt te midden van alle middeleeuwse figuren. Ze leefde in de twaalfde eeuw, tussen 1098 en 1179, werd voor haar tijd dus erg oud, en stond al tijdens haar leven bekend als abdis, kloosterstichtster, schrijfster, componiste, raadgeefster, diplomate. Het is niet nodig hier dieper op haar leven in te gaan – er is over Hildegard ontzettend veel literatuur te vinden. Hoewel haar leven zich al vanaf de prilste leeftijd honderd procent op de christelijke kerk en het geloven toespitste, moet ze een vrouw geweest zijn met een uitzonderlijke kennis van de wereld, van de natuur, en van mensen.

Hildegard schreef teksten over haar visioenen, ze had inzichten over allerlei aspecten van de natuur en de geneeskunde, ze schreef theologische teksten, maar ook heiligenlevens en commentaren op onder meer de regel van Benedictus. Bovenal is ze ons bekend om haar liederen, gebundeld onder de welluidende titel Symphonia Harmoniae Caelestium Revelationum (Symfonie van de Harmonie van de Hemelse Revelaties). Deze bundel is ons overgeleverd in twee versies. Er is een manuscript uit Wiesbaden (Landesbibliothek, Handschrift 2, beter bekend onder de roepnaam ‘Riesenkodex’ of ook ‘Rupertsberger riesenkodex’) en er is een manuscript uit Dendermonde (Sint-Pieters & Paulusabdij, Codex 9, roepnaam ‘Dendermonde codex’, nu in de Maurits Sabbebibliotheek in Leuven). Aan de Dendermonde codex hangt het verhaal vast van de monniken van de abdij van Villers in het huidige Waals-Brabant, die in een brief Hildegard bedanken voor het hen toesturen van haar muziek. Dit betekent echter niet dat het handschrift ook dat van Hildegard zelf is. Dat is zelfs erg onwaarschijnlijk. In elk geval is het met zekerheid dit manuscript dat later in Dendermonde terechtkwam. De twee boeken, uit Wiesbaden en uit Dendermonde, hebben ongeveer dezelfde inhoud. De bron uit Wiesbaden biedt een belangrijk extraatje: het moraalspel Ordo virtutum.

Alhoewel Hildegard zich in haar composities op de in haar tijd intussen goed bekende typische liturgische vormen toelegde (antifoon, responsorium, hymne, sequens – dat is het zowat), is de uitwerking van deze vormen toch eerder typisch voor Hildegard zelf. Dat gaat zeker op voor die enkele hymnen en sequensen, die veel meer dan in haar tijd gebruikelijk was ‘doorgecomponeerd’ werden. Een hymne was in die tijd meestal strofisch (ook in de zin van: telkens dezelfde melodie), maar bij Hildegard is er geen spoor van dat strofische. Een sequens verliep in de twaalfde eeuw meestal in vers-paren, of minstens duidelijk gestructureerd, maar dat is buiten Hildegard gerekend, die toch weer haar eigen weg gaat. De manier waarop ze de sequens uitwerkt wijst erop dat zij op het vormelijke vlak niet echt met haar tijd mee was, of misschien net ver vooruit. Alleen in de antifonen en de responsoria volgt ze wat meer de geijkte vormvereisten: haar antifonen zijn soms kort, maar vaak toch wat langer dan gewoonlijk; de responsoria volgen dan wel de gebruikelijke structuur met verzen en doxologieën (het ‘Gloria Patri’), en gedeeltelijke herhalingen (de ‘repetenda’), maar ze zijn meestal toch een stuk complexer dan de doorsnee responsoria.

Het meest typische voor Hildegard is echter haar toonspraak, als we even dat ouderwetse woord mogen gebruiken. Uit haar composities komt Hildegard naar voor als iemand die ervan houdt te bewonderen, te aanbidden, te bezingen, kortom iemand die op weg is naar extase. Het begint al bij de tekst, waar het veelvuldig gebruik van de acclamatie ‘O’ (zoals in bijvoorbeeld ‘O virga ac diadema’) en het frequente voorkomen van superlatieven, een intensiteit en een diepgang aangeven die vervolgens in haar muziek doordringen. Die muziek is in de melodievoering uitzonderlijk beweeglijk. Bij Hildegard is er geen sprake van versobering, zoals dat vanuit de cisterciënzers gevraagd werd (de orde van Cîteaux werd nota bene opgericht in het geboortejaar van Hildegard). Hildegards melismen zijn rijk, beweeglijk, virtuoos, groots, en kennen een heel grote ambitus. Tegelijk ontstaat hierdoor een bijna stereotiep notenbeeld, waarbij op en neer deinende golven schering en inslag zijn. Meer nog, zelfs na oppervlakkige analyse blijkt al snel dat Hildegard niet veel verschillende toonaarden gebruikte, en dat ze binnen die toonaarden een bepaald raamwerk in gedachten had waarrond haar melodieën cirkelden. Dat alles samen maakt de muziek van Hildegard zeer herkenbaar.

Gaan we nog even door op dat raamwerk waarbinnen Hildegard melodieën uitbouwde. Een heel typische aanpak is, dat Hildegard een structuur-onderdeel van haar compositie begint met een kwintsprong van laag naar hoog, of dus van de eindtoon van de modus naar de reciteertoon van de modus. Soms is haar dat al genoeg en zal de melodie met kleine bochtjes terug op de grondtoon terechtkomen. Vaak echter komt bovenop die kwint nog eens een kwart te staan, op die manier het octaaf bereikend, soms zelfs nog wat hoger klimmend, om dan met nog meer traagheid en nog meer bochtenwerk af te dalen. Dit bijna stereotiep formulewerk blijkt echter niet vrijblijvend te gebeuren. Het is namelijk sterk geënt op het ritme en het élan van de tekst, met dewelke de muziek dus een onlosmakelijke band vormt. 

Binnen het gregoriaans repertoire bekleedt Hildegard een heel bijzondere positie. Haar muziek schrijft zich wel in in een traditie, maar naar thema en compositie staat haar oeuvre er toch altijd ook een beetje buiten. Onverminderd duurt intussen de populariteit van de Duitse abdis voort. Soms omwille van haar gelovig enthousiasme, soms omwille van zoiets triviaals als haar recept voor speltkoekjes met muskaat, kaneel en kruidnagel. Bovenal blijft Hildegard populair omwille van haar muziek, die op zo’n onnavolgbare wijze naar hogere sferen leidt.

Tekst Hendrik Elie Vanden Abeele.

In december zijn we met een deel van het Ursula-programma, aangevuld met ander werk van Hildegard, in Madrid en Baeza. Allen daarheen!

Psallentes vzw geniet structurele ondersteuning door de Vlaamse overheid


Discover more from Psallentes Oude Muziek

Subscribe to get the latest posts sent to your email.

Leave a comment

Blog at WordPress.com.

Up ↑

Discover more from Psallentes Oude Muziek

Subscribe now to keep reading and get access to the full archive.

Continue reading