Vandaag laatste repetitie gehad, ter plekke in AMUZ, want morgen hebben we op Laus Polyphoniae te Antwerpen première van weer een nieuwe productie: Ab Initio. Zie de foto: acht zangeressen zijn schimmen, maar niet van zichzelf. Ze staan in de duisternis en moeten zich voor het grootste deel van het programma op hun geheugen verlaten — zoals dat was in de tijden voor de prilste muzieknotaties. En dat is precies wat we gaan evoceren.
Wie zijn die schimmen? Van links naar rechts, als je ze kan zien tenminste: Lieselot De Wilde, Sarah Abrams, Lisa De Rijcke, Elisabeth Colson, Kerlijne Van Nevel, Veerle Van Roosbroeck, Amélie Renglet, Barbara Somers. (Zangeressen ‘van bij ons’ — het moet niet altijd uit het buitenland komen om goed te zijn. Of zoals we het graag zeggen: in het buitenland is België ook buitenland.)
Het programma? Volledig gebaseerd op bronnen uit de Koninklijke Bibliotheek van België. Een beetje toelichting? Hier zo:
Ons beeld van de muziekgeschiedenis tijdens de middeleeuwen in Europa wordt in grote mate bepaald door de afwezigheid van bronmateriaal. Om kort te gaan: er bestaat geen uitgeschreven muziek van voor de negende eeuw. We kunnen bijna niet weten hoe muziek geklonken heeft, wat voor muziek er precies gemaakt werd, hoe die muziek doorgegeven werd. Er bestond gewoon nog geen methode om de meest essentiële kenmerken van muziek (toonhoogte, ritme) te noteren. In die zin zijn de eerste eeuwen van de middeleeuwen echt wel donker te noemen, althans voor de muziek.
Maar dat hoeft niet te betekenen dat de muziekpraktijk zelf in die periode ‘donker’ was. Ondanks de beperkte middelen die men had om muziek duurzaam door te geven aan volgende generaties, is het net omwille van de afwezigheid van het schrift dat er een sterke orale traditie kon bestaan, waardoor de muzikale praktijk kon floreren. Dat blijkt ook uit beschrijvingen hier en daar, vooral dan in kerkelijke context.
Niet weinig elementen van de christelijke liturgie hebben zich op een of andere manier tot de liturgie van de Joden verhouden. Met name de techniek van het ‘cantileren’ — het zingend reciteren van teksten — is in beide liturgische tradities terug te vinden, met vergelijkbare kenmerken. Van de Joden namen de christenen het collectieve over, de gemeenschap die samen bidt en teksten overweegt; maar net zo goed het naar binnen gerichte, de zuivering van het hart.
Overigens was de verbinding tussen het Woord en de muziek waarmee het verklankt werd niet onproblematisch. Al bij Aurelius Augustinus in de vierde/vijfde eeuw, maar ook veel verder in de christelijke geschiedenis, is muziek verdacht, gevaarlijk. Alhoewel muziek de contemplatie kan begeleiden, is het ook een afleider, een bijna vleselijk genot. Daar worstelt Augustinus mee, met ‘de genietingen van de oren’. Als de muziek mooi is, of meest nog als er mooi gezongen wordt, dan kan het muzikale zich aan de ondergeschiktheid ten opzichte van de inhoud en de betekenis van de woorden onttrekken. De muziek neemt dan de leiding over:
‘Wanneer die klanken enkel door de gedachten waar ze hun leven aan ontlenen toegang bij mij krijgen, proberen ze in mijn hart een plaats van een zeker aanzien in te nemen, en dan kost het me moeite er hun een toe te wijzen die met hun waarde overeenkomt: ik heb namelijk de indruk dat ik hun bij tijd en wijle groter eer geef dan passend is; er zijn dan ogenblikken waarop ik merk dat onze zielen door de heilige woorden zelf vromer en vuriger in vlam geraken wanneer ze op die wijze dan wanneer ze anders worden gezongen.’
Met andere woorden: een goede muzikale uitvoering kan zo op de geest inwerken, dat we in vervoering geraken en scherper dan ooit aanvoelen wat de woorden ons willen zeggen, maar net zo goed kunnen we voorbij die betekenis gevoerd worden, en dan wordt het dus louter een ‘genoegen van het vlees’. Meer dan duizend jaar later was dat in de christelijke wereld nog steeds een heet hangijzer: altijd maar opnieuw zullen kerkelijke overheden de muziek aan banden proberen te leggen. Om de zoveel tijd wordt versobering van de muziek afgedwongen, op basis van de veel gehoorde klacht dat de muziek afleidt van de betekenis van de woorden.
Maar hoe zat het dan concreet met de muziek in de vroege middeleeuwen? Dat antwoord zullen we schuldig blijven. Wat we weten is beperkt tot beschrijvingen, en bronnen van later die mogelijk oudere muziek bevatten. Tijdens het eerste millennium ontwikkelde zich wel een rijke, diepe en brede liturgie. Rijk, omdat er uiteindelijk veel verschillende vormen zouden ontstaan (verschillende soorten gebedsdiensten, met verschillende soorten gezangen zoals antifonen, responsoria, hymnen etc.); diep, omdat op termijn voor zelfs het allerkleinste onderdeel van de liturgie muziek voorzien zou worden (niet alleen de virtuoze gezangen zoals een responsorium, een graduale of een offertorium, maar ook een eenvoudig recitatief zoals een gebed); en breed, omdat er ook veel verschillende tradities ontstonden.
Het repertoire nam snel uitbreiding, en dan heb je er behoefte aan om te gaan opschrijven, hetgeen in de loop van de negende eeuw ook daadwerkelijk voor het eerst gebeurd is. De geschiedenis van die vroegste muzieknotatie is even boeiend als complex, maar met een heel typisch kenmerk: welk ‘dialect’ van muzieknotatie er doorheen Europa ook gebruikt werd, de basisgegevens van de gezangen lijken erg op mekaar, wat lijkt te bevestigen dat tegen de tiende eeuw de ‘eenmaking’ van de Christelijke liturgie volgens (vooral) de Roomse gebruiken een feit was.
Wat hierboven uiterst beknopt weergegeven is, daarvan vinden we elementen terug in de bronnen die Psallentes voor Ab initio heeft gebruikt. Daar hoort uiteraard een psalterium bij, want het reciteren van psalmen was de basis van elke gebiedsdienst. In theorie was het absolute ideaal zelfs het onophoudelijk zingen van psalmen, de zogenaamde ‘laus perennis’. In de praktijk moet een mens echter ook slapen en op het land werken, dus werd het reciteren van psalmen verspreid over de dag en de week. Hoe je die taak ook muzikaal zou hebben willen aanpakken, je werd op het hart gedrukt dat het zingen van psalmen met het gepaste respect moest gebeuren, niet gehaast maar traag en zorgvuldig. Psalmen zingen was in die mate de kern van het liturgische parcours dat ook verwacht werd dat je die allemaal uit het geheugen kende (corde tenus; ‘by heart’ zoals de Engelsen het zeggen).
Om nu het reciteren van psalmen de nodige luister mee te geven werden vaak bepaalde verzen ietwat breder uitgewerkt, tot muzikale miniatuurtjes. In de oudste tradities werden die ‘antifonen’ dan na elk psalmvers herhaald, waarbij ook gebruik gemaakt werd van toevoegsels, zoals geïmproviseerde vocalisaties (lange melismen) aan het einde van elke herhaling van de antifoon.
Meer in het algemeen werd de hele liturgie op verschillende manieren uitgebreid: horizontaal (door toevoeging van melodieën, van nieuwe teksten) en verticaal (door vormen van meerstemmigheid, gaande van het gebruik van bourdons en parallel zingen tot canons en het boven elkaar plaatsen van melodieën). Het op die manier vermeerderen, versieren van gezangen werd in sommige contexten ‘triumferen’ genoemd, er werden ‘triumphationes’ van gemaakt. Dat is een etymologisch interessant woord, want het wijst naar het belang van drievoud als je aan het versieren slaat: tres/trium-fari.
Maar soms was zelfs drievoud niet genoeg. Sommige instructies zouden je liefst een ‘completorium infinitum’ horen zingen, eindeloze completen (het officie aan het einde van de dag), die met allerlei vocalisaties verzadigd worden, en die afgesloten worden met alle Benedicamus-formules die je maar kan bedenken.
Deze oudste tradities van versieren en vermeerderen van de liturgie worden in ‘Ab initio’ op een artistieke manier geëvoceerd. Vertrekkende vanuit de oudste bronnen met (en soms zonder) neumen uit de Koninklijke Bibliotheek van België tasten de zangeressen van Psallentes de technieken af. De ideeën waarvan ze vertrekken zijn meer dan duizend jaar oud. Dat uitwerking ervan ook duizend jaar geleden precies zo weerklonk, daar willen we niet om wedden.
Hendrik Elie Vanden Abeele
PS Dit concert wordt opgedragen aan Jean en Marika Mertens.
Stemmen uit de hemel and far beyond heb ik vandaag gehoord, bedankt Hendrik, bedankt dames