Psallentes (de mannen) op zaterdag 12 september 2015 om 19u te Bellingen. Meer info en reservering hier. “Op de unieke Cantimpré-site met de eeuwenoude Cantimpréhoeve, de abdijkerk en het weidse landschap, stond destijds een prestigieuze abdij bewoond door monniken van de Augustijnerorde van Sint-Viktor van Parijs. Te Cantimpré bij Kamerijk (Cambrai), werd rond het jaar 1180 een abdij van de orde van de H. Augustinus gesticht en toegewijd aan O-L.-Vrouw. Toen de Fransen in 1580 de abdij van Kamerijk afbrandden, besloot de toenmalige abt met de kloosterlingen de verwoeste gebouwen te verlaten en naar Bellingen te verhuizen. Vanaf dat ogenblik werd de priorij van Bellingen een abdij. De gotische kerk van Bellingen dateert van 1623. Ze is recent volledig en prachtig gerestaureerd. Dit is een eminente gelegenheid om een stuk belangrijk muzikaal erfgoed te laten horen.” (Kunst in het Dorp)
Het is een lastige vraag: hoe zongen de Augustijnen in de kerk van hun Abdij te Bellingen? In ‘Zoals de Augustijnen zongen?’ maakt Psallentes hierrond een historische evocatie. Geen reconstructie echter, om verschillende redenen. Er zijn bijvoorbeeld geen liturgische bronnen voorhanden die ons precies aanduiden hoe destijds hier op deze plek gezongen werd. Vanuit de context van de Augustijnen in het algemeen zijn wel wat bronnen bekend, waaronder enkele beroemde uit Klosterneuburg. Uit deze bronnen wordt overigens op een aantal plekken in het programma van vanavond gezongen. Een reconstructie zou dus moeilijk zijn, en dus maken we een evocatie.
Wat evoceren we dan? We kozen voor een paar invalshoeken: ten eerste willen we de Augustijnen zowel officie als mis laten zingen. Het is het dagelijks brood van elke kloosterling: zowel overdag als ’s nachts wordt tijdens gebedsdienten gezongen. De metten in de nacht, ’s morgens lauden en in de vooravond de vespers, en voor het slapengaan de completen. Tussenin nog de zogenaamde kleine uren. Maar het hoogtepunt van de dag ligt verder in de viering van de mis. Dus die twee grote peilers van het liturgisch leven willen we laten horen. Ten tweede snijden we enkele thema’s aan die bij Augustinus geliefd waren. Ook dat is echter niet zo voor de hand liggend. Er is namelijk niet zo veel waar Augustinus niets over geschreven heeft, wat als gevolg heeft dat bijna de hele Christelijke liturgie doordrongen is van Augustijnse thematieken. Toch dienen zich een paar thema’s aan die op deze plek goed passen. In twee brieven heeft Augustinus bijvoorbeeld beschreven hoe de Goede Week werd beleefd. Wij hebben in de kern van ons programma dan ook een fragment uit de zogenaamde Donkere Metten opgenomen (beginnende met het beroemde Zelus Dominus, en met de al even beroemde Jeremiades, of Klaagzangen van Jeremias). Ook de eucharistie was voor Augustinus natuurlijk een terugkerend thema, hetgeen we laten weerspiegelen in onze keuze voor een Agnus Dei met bijpassend responsorium, en een zogenaamd elevatiemotet, het Tu Solus. Ten slotte is ook bij Augustinus de aandacht voor Maria niet gering. In dit geval hebben we ons toegelegd op de thematiek van de bedroefde Maria. Zij weent om wat haar zoon overkwam, maar doorheen haar tranen is ze ook trots en blij. Met deze drie thematieken (Mariaal, Donkere Metten, Eucharistie) hebben we toch enkele zwaargewichten in Augustinus’ denken over liturgie ruimte gegeven.
Dan rest nog de vraag: zongen de Augustijnen alleen maar gregoriaans? Het strikte antwoord hierop zou ‘ja’ moeten zijn. Gregoriaans was dag in dag uit te horen, het werd ook niet altijd zo nadrukkelijk als muziek gezien: het was gewoon gezongen gebed. Toch gaan we te kort door de bocht als we zouden beweren dat de Augustijnen geen polyfonie kenden, of het niet zongen of lieten zingen. Ten eerste is bekend dat rijke abdijen, naar het voorbeeld van de collegiale kerken, op hoogdagen en speciale gelegenheden wel degelijk meerstemmige liturgie beleefden. Misschien werden er daartoe zelfs zangers ingehuurd. Ten tweede is het zonder meer zo dat Augustijnen, zoals alle monniken, de facto beroepszangers zijn. Als je, zoals monniken dat doen/deden, uren per dag zingt, dan is het in zekere zin je beroep. Het zou ons dus niet verwonderen dat ook de monniken zich af en toe zelf aan polyfonie waagden, wie weet zelfs als ontspanning. Daarom hebben we het ons ook gepermitteerd een streepje ‘chanson’ toe te voegen. Het beroemde chanson ‘D’ung aultre amer’ van Ockeghem keert letterlijk terug in het elevatiemotet van Josquin Desprez, en dus gaan we er maar even van uit dat ook de monniken dit chanson kenden. We laten een fragment ervan horen, opdat het citaat in het motet goed herkenbaar zou zijn. Op een andere plek in het programma hebben we nog een ander fragment polyfonie toegevoegd, een Agnus Dei van eveneens Josquin Desprez.
Hendrik Vanden Abeele
Leave a Reply