Dinsdag 17 april 2012 – Sint-Truiden, Academiezaal, 20u-22u
Er is gregoriaans en er is gregoriaans. Om het gregoriaans van Hildegard von Bingen goed te verstaan, moeten we onze blik verruimen op de geschiedenis van deze oudste gezangen van de Westerse muziekgeschiedenis. Hendrik Vanden Abeele laat voorbeelden zien uit zowel de 9de als de 15de eeuw, en ook uit de eeuwen daartussen. De oudste bronnen van het gregoriaans maken nog gebruik van neumen – kleine accentachtige tekens die wel de beweging van de melodie aangeven, maar nog niet de juiste toonhoogte. Deze neumen staan nog ‘in het open veld’. Aan de hand van deze oudste manuscripten, onder meer uit de Zwitserse abdijen van Sankt-Gallen en Einsiedeln, bouwen we een spoedcursus neumen begrijpen. Een en ander wordt onderbouwd door theoretische of muziekhistorische uitstapjes. Met deze achtergrond zijn we vervolgens in staat om het Dendermondse handschrift, waarin de gezangen van Hildegard von Bingen aan ons overgeleverd zijn, te lezen. We richten ons ook even op de laatmiddeleeuwse bronnen. Hiertoe is vooral het manuscript 15 uit de Gentse Universiteitsbibliotheek van dienst. Het is een manuscript dat geschreven werd door Adrianus Malins, subprior van de abdij van Sint-Baafs te Gent. Het bevat gezangen voor het officie in zwarte kwadraatneumnotatie. Omgaan met zo’n vierkante noten gaat heel anders dan met die oude vloeiende neumen. Toch zijn de basisprincipes van het gregoriaans zingen in beide gevallen gelijklopend: veel aandacht voor tekst, voor het woordaccent, voor accentlijnen. Een rijk gestoffeerde, en met veel praktijk gelardeerde lezing, die zowel leken als kenners samenbrengt rond het gregoriaanse manuscript.
Leave a Reply